Na installatie en configuratie kun je de Active Directory Connector service starten.

1. Selecteer Start om de ADC-service uit te voeren. Als er een optie "Verbindingen controleren" is, controleer dan de instellingen die je hebt geconfigureerd voor de ADC. Heb je problemen met de ADC? Zie Problemen oplossen met de ADC.
2. De Servicestatus geeft nu de status "Lopend" weer, evenals de datum en tijd waarop de service voor het laatst is uitgevoerd. Eenmaal gestart, zal de ADC blijven draaien tot hij klaar is, dan zal de service stoppen en opnieuw beginnen op basis van het pollinginterval dat je hebt geconfigureerd voor de ADC.
   Opmerking: Als je om wat voor reden dan ook de configuratie moet wijzigen, selecteer dan Stop om de service te stoppen voordat je wijzigingen aanbrengt. Zodra je instellingen zijn opgeslagen, kun je opnieuw Starten kiezen.
3. Terwijl de ADC-service draait, worden nieuwe gebruikers en de aan hen toegewezen mappengroepen ingevuld in GoTo Admin's Mensen > Gebruiker synchroniseren sectie.

   Vanaf hier moet u handmatig uw gewenste producten/tiers, rollen en prioriteiten (d.w.z. synchronisatieregels) toewijzen aan elk van uw nieuw ingevulde mappengroepen.

   Als je vervolgens aangepaste gebruikersattributen hebt ingesteld in het venster ADC doorgaan naar Aangepaste attributen beheren. Ga anders door met het beheren van je gebruikerssynchronisatieregels.